“Wow, dat scheelde niets!”, zeg ik tegen degene naast mij – om privéredenen noem ik hem Paul. We fietsen samen zo’n 20 meter achter onze wielrenvriendjes en één van hen slipt met zijn achterband weg op het wildrooster, maar blijft gelukkig overeind. Op het moment dat Paul op mijn opluchting wil reageren, rijden wij over het rooster heen en hoor ik ineens een slippende beweging en een vloek. Pauls voorwiel glijdt weg en hij probeert zich via mijn fiets op te vangen, maar in plaats van grip te vinden klapt hij langs mijn been naar beneden. Head first op het asfalt. De klap en het daaropvolgende gegil gaan door merg en been…
Wonder boven wonder blijf ik overeind en knijp vol in de remmen. Ik gooi mijn fiets in de berm en ren naar de schreeuwende Paul. Ik wil (voor het welzijn van jouw maag) niet te veel in details treden, maar hij bevindt zich in een plas bloed en als ik aan de voorkant van zijn lijf kom, begin ik lichtelijk te panikeren. Blijkbaar kan je delen van je gezicht gewoon verliezen. Tegen de gasten die 100 meter verderop zijn gestopt, schreeuw ik dat we 112 moeten bellen en voor ik het weet zie ik mezelf de beruchte drie telefooncijfers indrukken. Ik begin zelfs even te twijfelen of het wel ernstig genoeg is, maar als ik nogmaals naar Paul kijk, druk ik direct op het groene telefoontje.
De vrouw aan de andere kant blijft rustig en stuurt een ambulance. Ondertussen praat de rest van de groep tegen Paul en probeert hem aanspreekbaar te houden. Blijkbaar komt er in noodsituaties een oerkracht in mensen los en kunnen mensen zelfs over hun grootste zwaktes (bloed) heenstappen als er geen andere keus is. Er stopt ook een auto met twee fijne mensen die Paul in een deken wikkelen tot de ambulance arriveert.
Het ambulancepersoneel vertelt dat ze met de helikopter twee artsen laten invliegen, omdat de tong van Paul opzwelt. “Kans op stikkingsgevaar.” En weg zijn ze, met loeiende banden en gierende sirenes (in accute situaties kom ik slecht uit mijn woorden). Ons met stomheid geslagen en vol zorgen achterlatend. Wij moeten verder. Ik raap Pauls helm op en zie dat-ie in twee stukken ligt. Mijn maag draait om. Het had allemaal nog veel erger kunnen zijn. En dan zijn er nog steeds mensen die geen helm willen dragen (“Vind ik niet lekker zitten.”). Met geen enkel excuus
Een uur geleden praatten Paul en ik nog over promotie, over liefdes, over ongelukken (echt waar), en nu ligt hij in een ambulance.
Uiteindelijk is je gezondheid (en een helm) het allerbelangrijkste.
Get well soon, Paul!
PS: Paul is geopereerd en maakt het naar omstandigheden goed. We hebben zelfs kunnen bellen al. ♥