Toen hadden we ballen

door Bas Derks

Ik heb het dus over voetbal, de sport van mijn jeugd en deelgenoten van diezelfde jeugd: het tikken tegen het zwart-wit geruite balletje. Heb het niet over mijn voortplantingskasjes, die op dat moment nog niet waren ingedaald en dus nog geen enkele vorm (van betekenis) hadden. Achter een lap stof gevuld met lucht aanhollen, uren deden we het, met wekelijks een nieuwe broek tot gevolg. Zonder dat we er miljoenen euro’s aan verdienden of de bekendheid van een ster op nahielden. Anders hadden we dat geld namelijk gebruikt om duizenden verrassingseieren of schatkistijsjes van te kopen. Dan was er van voetballen ook niet veel meer gekomen. Waren we volgevreten en lusteloos aan het gamen op de bank. Nee nee, wij voetbalden puur uit plezier.

In de zomervakantie speelden we gehele Europese en Wereldkampioenschappen na. Denk aan kleine kindertjes, te grote shirts en kluitjesvoetbal. Aan de geur van vertrapt gras, basisscholenhaat en overfanatieke ouders. De zomervakantie was voor mij onbezorgd balletje trappen. Nou ja, onbezorgd, tijdens de verschillende kampioenschappen werden mijn benen om de haverklap omgemaaid door lompe en niets ontziende kinderbeentjes. Keer op keer lag ik parallel aan het platgetrapte gras, waarna ik zonder morren weer opstond. Geen gezeur om een gele kaart of het afzichtelijk gekrijs om een klein schrammetje. De korst op mijn knieschijven – die door gepeuter of vallen telkens opnieuw gebouwd moest worden – was van latere zorg. Voetballen, daar ging het om, met de betoverende onschuldigheid die elk kinderlichaampje eigen is.

Tijdens onze zelfverzonnen toernoeien zag het zwart, groen en geel van de te grote voetbalshirts. Oranje, Barcelona, Ajax. De met eigen namen beklede stoffen fladderden trots om de lichaampjes van de jeugdige spelertjes. Ook ik, met mijn onhandelbaar flexibele ledematen, mocht meedoen met deze zomerkampioenschappen. Ons team zou winnen, elk jaar weer. Tenminste, dat vonden we. Er zaten namelijk alleen maar goede voetballers (en Bas) in de samenstelling van buurt-ukkies. Kon niet mislukken.

We trainden als jonge beesten. Namen alle Renkumse trapveldjes over. Uit angst voor de concurrentie. Want, winnen gingen we. Zelfs een coach (in de vorm van een te fanatieke vader) tot onze beschikking. Leven als een prof en dat op onze tiende levensjaar. Wel profs met echte ballen overigens. Alleen bankrekening, onderbroekvulling en status van de duurbetaalde sporters zijn groter dan die van ons, de tienjarige straatschoffies. Qua pijngrens, spelgenot en fair play konden de kleinzerige smeerlappen van het grote-mensenvoetbal nog een hoop van ons leren.

Winnen deden we niet. Alle jaren niet overigens. Het enthousiasme was verdwenen na de voorbereiding. In onze hoofdjes hadden we het toernooi allang gewonnen. Dat idee was genoeg. Natuurlijk baalden we. Maar bovenal: we genoten. Genoten van het gras. Genoten van de slappe friet. Genoten van onze schreeuwende ouders, die we zelf ook te fanatiek vonden, volwassen als we waren. We genoten van samen spelen, samen de ballen uit onze zandbesmeurde broekje rennen, achter een veel groter exemplaar aan. Tot we hijgend en grijnzend met onze rug in het gras ploften. Ruikend aan de geur die onze oksels ontvluchtte, luisterend naar het verrukte gezucht en starend naar de blauwe zomerlucht wisten we: het is goed.

Vind jij ook leuk

Laat een comment achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Deze website gebruikt koeken. Is dat goed? Ja hoor Meer lezen

Privacy & Cookies Policy